Rivierprik (Lampetra fluviatilis)

Hoi, ik heet Petra en ik ben een rivierprik. Wat leuk dat je meer over mij wilt weten!

Mensen zeggen dat ik een primitieve vis ben. Mijn soort bestaat dan ook al 500 miljoen jaar. Al die tijd heeft mijn soort op de aarde kunnen leven en hebben we vele ontberingen doorstaan. Maar door visserij en allerlei lozingen in het water zijn we bijna uitgestorven in Nederland. Gelukkig kwam de mens tot het besef dat dit niet zo door kon gaan en zijn er maatregelen getroffen zodat we weer langzaam kunnen herstellen.

Terugkomend op mijn primitieve uiterlijk: hoe zie ik er dan uit? Mijn lichaam is cilindervormig en ik heb geen schubben. Ook heb ik geen kieuwspleten maar ronde kieuwopeningen. Mijn mond bestaat uit een schijf die bezet is met tandjes. Ik heb alleen op mijn rug een vin, die uit twee delen bestaat, en een staartvin. Mijn vinnen hebben echter geen vinstralen. Op de rug ben ik donker van kleur en mijn flanken en buik zijn wit. Ik ben ongeveer 35 cm. groot.

Het is november en ik zwem richting de grote rivieren, op weg naar een paaiplek. Ik heb twee jaar langs de kust in zee gewoond en ga nu mijn geboortegrond opzoeken om te paaien met een mooie man. Na mijn geboorte heb ik vijf jaar in het zoete water gewoond. Ik ben dan ook al op leeftijd; Ik ben nu zeven jaar oud.

Ik groeide op in helder en schoon water met veel structuren. Er waren omgevallen bomen in het water en waterplanten. Ik at voornamelijk detritus en plankton. Detritus is al het dode organische materiaal waar nog wel celstructuren in zitten. Doordat wij dit eten en verwerken, wordt de bodem vruchtbaarder. Na vijf jaar kreeg ik ogen, tanden en geslachtsorganen. Maar ik was pas 12 cm. groot. Ik moest nog groter worden en dit kon het beste in zee. In zee at ik heel ander voedsel. Ik had een mooie ronde zuigbek gekregen om vissenbloed en -weefsel te eten. Ik zuig me voornamelijk vast aan kleinere vissen zoals haring, sprot, spiering en kabeljauwachtigen.

Nu hoop ik dat een mooi mannetje een super locatie heeft uitgezocht om mijn eitjes kwijt te kunnen. Zoiets als een mooi helder stroompje, met een grindbed en waar de eerste stralen van de voorjaarszon dansen over de kiezels. Als het echt niet anders kan, ben ik ook wel tevreden met een zandbedding.

Maar in een grindbed kan mijn man makkelijker en mooiere kuiltjes maken. Het mannetje verplaatst namelijk het grind met zijn bek. Wanneer ik arriveer dan zoek ik een mannetje uit en dan zuig ik mij vast aan een kiezel. Het mannetje zal mij omhelzen en dat zorgt ervoor dat ik mijn eitjes deponeer in het kuiltje.

We verblijven dan nog maximaal twee weken in de buurt en dan gaan we dood. De larven van ons legsel komen dan uit en drijven met de stroming mee. Hopelijk vinden ze een mooie plek met genoeg detritus om zich te voeden.

Nou, ik zwem even door. Ik vond het leuk om iets over mezelf te kunnen vertellen. Wie weet ga je een keer mijn kinderen of kleinkinderen zien. Tenminste, als jullie je best doen om een optimaal leefgebied voor hen te behouden. Het is ook belangrijk dat onze leefgebieden goed bereikbaar zijn. Er zijn soms hindernissen in het water waar ik niet tegenop kan zwemmen, zoals gemalen of dammen. Een goed functionerende vispassage zou voor ons rivierprikken ook erg fijn zijn.