Hoi, ik heet Lota en ik ben een kwabaal. Wat leuk dat je meer over mij wilt weten!
Mogelijk heb je me nog nooit gezien, maar je kunt mij makkelijk herkennen. Ik heb namelijk één mooie tastdraad onder mijn kin. Verder heb ik een langgerekte lichaamsbouw. Ook heb ik een korte rugvin en een hele lange rugvin die doorloopt tot aan mijn staartvin. Mijn borstvinnen zitten vlak achter mijn kop en mijn twee buikvinnen staan nog net iets voor mijn borstvinnen. Ik ben trots op mijn mooie lichaamskleur, die is bruin met donkere marmervlekken.
Ik voel mij erg thuis in koud, diep en sterk stromend water. Dit vind ik in rivierarmen of beken. Ook zie ik graag dat mijn leefgebied één keer in het jaar voor een lange periode groter wordt, doordat het water het land overstroomt. Dit overstroomde land is namelijk belangrijk voor wanneer ik ga paaien. Wanneer de watertemperatuur daalt, ga ik aan mijn paaitrek beginnen. Soms moet ik daar wel 100 kilometer voor zwemmen. Ik ga dan naar een gebied waar we met al mijn soortgenoten bij elkaar komen. Wanneer het water een temperatuur bereikt van ongeveer 4 graden, dan kom ik in de stemming om met een mannetje te paaien. Het water op onze paaiplek is ondiep en de bodem bestaat uit fijn / grof zand of grind. Land of waterplanten zijn ook goed. Als er maar geen slib en modder ligt, want dan gaan veel eitjes verloren. Het paaien doen we in het ondiepe water omdat mijn jongen hier genoeg voedsel en bescherming vinden. Vooral op ondergelopen stukken land is veel voedsel te vinden.
Ik zie je twijfelen: in de winter paaien? Houd je dan geen winterslaap? Ik houd juist van de kou van de winter. In de zomer stop ik zelfs met eten als de watertemperatuur boven de 18-20 graden uitkomt. In die periode houd ik mij rustig en teer ik in op mijn vetreserves. In de winter ben ik dus het meest actief. Tijdens de schemer en in de nacht ga ik op zoek naar smakelijke visjes, rivierkreeftjes, weekdieren of insecten. Soms hoef ik slechts te wachten tot er wat lekkers voorbijkomt. Wanneer ik genoeg gegeten heb, zoek ik mijn favoriete schuilplek op. Dit is vaak onder en tussen structuren in het water. Daarbij moet je denken aan boomstammen, takken, stenen en waterplanten.
Ik ben heel veel soortgenoten verloren en ben ernstig bedreigd in mijn voortbestaan. Vroeger zijn mijn soortgenoten veel bevist. De vissers dachten dat ik alle vissen opat waar zij op visten. Dat is natuurlijk niet waar. Ik leef vaak solitair. In mijn eentje kan ik niet zo’n impact hebben op de lokale visstand. Ook is het water erg voorspelbaar geworden en wordt het land bijna nooit meer overstroomd. Als het dan wel een keer gebeurt, dan wordt dit water ook weer snel afgevoerd. Het waterlandschap is ook erg monotoon geworden; ik kan er bijna geen goede schuilplekken meer vinden en de bodem is op veel plekken erg modderig. Door klimaatverandering wordt het water steeds warmer en ook daar kan ik slecht tegen.
Ik hoop dat je nu een beetje een beeld hebt van wie ik ben en wat ik nodig heb om te overleven. Ik zou zo graag aan de mensen willen vragen om de plekken waar ik nog voorkom beter te beschermen en liefst te verbeteren, zodat mijn achterkleinkinderen hier ook nog rond kunnen zwemmen.