Vissen verplaatsen zich door het water om verschillende redenen. Ze gaan op zoek naar voedsel, zoeken een plek om te paaien of een plek om te overwinteren. Een aantal vissoorten migreert tijdens hun leven van zoet- naar zoutwater of andersom om te kunnen zorgen voor nageslacht. Deze vissen behoren tot de diadrome soorten. Deze migrerende vissoorten kunnen we onderverdelen in katadrome en anadrome soorten. In boeken over vissen kom je deze termen regelmatig tegen. Het vertelt jou gelijk iets over de levenswijze van de vis.
Anadrome vissen worden in het zoete water geboren en trekken daarna naar de open zee, daar brengen ze het grootste deel van hun leven door. Als de vissen na enkele jaren geslachtsrijp zijn trekken ze weer naar het zoete water en keren terug naar de plek waar ze zelf geboren zijn. Het meest bekende voorbeeld van een vissoort die dit doet is de zalm.
Katadrome vissen worden in de zee geboren en brengen het grootste deel van hun leven in zoet water door. Om te paaien gaan ze weer naar zee. De aal (paling) paait in de Sargasso zee, drijft met de stroming mee naar het zoete water om op te groeien in rivieren en meren.
Anadrome vissoorten | Katadrome vissoorten |
|
|
Vissen migreren niet alleen tussen zoet- en zoutwater. Ze migreren ook van de ene naar de andere rivier. Of tussen beken en sloten. Voorbeelden van vissen die binnen het zoete water migreren zijn winde (Leuciscus idus) en brasem (Abramis brama).