Wanneer we denken aan klimaatverandering dan worden vaak ecosystemen zoals bossen en de oceaan genoemd. Maar minstens zo belangrijk is het zoetwaterecosysteem. Alle dieren en planten zijn afhankelijk van het zoetwater. Het biedt landdieren een leefomgeving waar ze opgroeien, drinken, eten, voortplanten of afkoelen. Duiken we het water in dan zie je een leefomgeving die totaal vreemd voor ons is. Ook in het water leven veel dieren. Er zijn dieren die in het water opgroeien om op latere leeftijd een landdier te worden. Libellen leven als larven in het water maar als volwassen libel leven ze boven water. Maar het minst zichtbaar zijn de vissen en planten die altijd onderwater leven.
Wat gebeurt er onder water en hoe ziet een oud onderwater ecosysteem eruit?
Vroeger hadden we meanderende of anders gezegd sterk kronkelende beekjes en rivieren die een sterk dynamisch maar voorspelbaar karakter hadden. Met de seizoenen had je hoogwater of laagwater, troebel of helder water en sterk stromend of stilstaand water. Door het kronkelende karakter van beek of rivier bleef het water voor een lange periode in het gebied. Wanneer je onderwater keek dan zag je een verscheidenheid aan verschillende leefomgevingen voor planten en dieren. De leefgebieden werden vormgegeven door stenen, omgevallen bomen, dode takken van bomen of struiken en door de verschillende breedtes en dieptes. Je zag bijvoorbeeld dat er mossels op takken groeiden of dat een waterplant in de luwte van steen houvast had gevonden.
In de winter en lente trad de rivier of beek vaak buiten zijn oevers. Deze overstroming van het water zorgde voor een verrijking van het water. Dat betekent dat er nutriĆ«nten zoals stikstof, fosfor,Ā kalium, calcium, magnesium, zwavel en sporenelementen in het water komen. Deze stoffen zijn op het land gevormd van organisch materiaal door een samenwerking van bacteriĆ«n, schimmels en zonlicht.
Verder nam het water zaden van planten en dood organisch materiaal met zich mee. Het water voerde al deze stoffen en materialen mee en zette het weer ergens anders af. Deze afzetting was afhankelijk van diepte, stroming, gesteente en organische obstakels.
Het water in deze overstromingsperiode was wat troebel omdat er nog weinig waterplanten, micro en macro fauna aanwezig waren.
Maar in de lente warmde het water op en met name in de ondiepe of overstroomde delen. Dan was de tijd aangebroken dat de activiteit van de microflora, macrofauna, waterplanten en vissen toenamen.
Algen en bacteriƫn (microflora) voedden zich met de nutriƫnten en organische materialen. Deze algen, bacteriƫn en organische materialen werden weer door macrofauna gegeten. Onder de macrofauna behoren onder andere muggenlarven, kokerjuffers, kreeftachtigen, kevers, wantsen en mossels.
Van levensbelang voor het ecosysteem is dat de macrofauna en microflora in balans is. Want wanneer deze balans er niet is kunnen de wateren alg rijker, troebel en mogelijk zelfs zuurstofarm worden. Om deze balans mogelijk te maken moeten er vele verschillende kleine (micro) of grote (macro) habitat types zijn. Deze zijn dynamisch van karakter maar wel voorspelbaar. Je ziet gebieden met veel slib en organisch materiaal in stilstaande of langzaam stromende wateren of hard substraat met weinig organisch materiaal in snelstromend water. Niet elke soort macrofauna kan bijvoorbeeld leven in een gebied met veel slib of weinig slib. Tubifex leeft bijvoorbeeld alleen in een habitat met veel slib en steenvlieglarven komen juist in stromend water voor waar weinig tot geen slib aanwezig is.
Ook de vissen werden in het voorjaar aangetrokken door het opwarmende water en de overstroomde gebieden. Ze begonnen hier te paaien en legden hun eitjes tussen de ondergedoken landvegetatie, moerasplanten of waterplanten.
De baars bijvoorbeeld legt zijn eitjes in snoeren om plantstengels heen. De vegetatie en planten bieden bescherming tegen rovers voor de eitjes. Na enkele weken komen de eitjes uit en de jonge vissen zoeken elkaar op in de bescherming van een school. Zoān school vissen bestaat vaak uit verschillende soorten bij elkaar maar allemaal van dezelfde grootte. Er is dankzij de microflora en macrofauna voedsel in overvloed waar de vissen van eten. Hoe ouder de vissen worden hoe meer soorten zich gaan opsplitsen van elkaar. Want je kan ook opgegeten worden door je grotere soortgenoot. Naarmate de lente vordert daalt de aanvoer van het water en zakt het waterpeil langzaam en zwemmen de jonge vissen met het waterniveau mee.
Naarmate het warme seizoen (lente en zomer) vorderde werd het water op veel plekken helder. Veel nutriƫnten, stof en organisch materiaal waren naar de bodem gedaald.
De water en moerasplanten halen met hun wortels veel voedingstoffen (nutriƫnten) uit het water. Hierdoor worden waterplanten groter en de moerasplanten nemen in aantallen toe. Veel vissen, vooral de zichtjagers zoals snoek, doen het nu op hun best. Ze liggen ergens tussen de waterplanten op de loer en wachten op een maaltijd. Blankvoorns jagen op de constante toestroming van macrofauna. Maar ook de troebel tolerante soorten zoals brasem worden onder de duim gehouden door de vele roofvissen in het water en predatoren op het land.
Het water bleef stromen maar door toenemende verdamping van het water konden sommige watertypes minder water bevatten of zelfs droog vallen. Diepere gedeeltes van het watersysteem bevatten toen het meest aan dieren. Bij het drooggevallen water werden achtergebleven nutriƫnten en organisch materiaal weer omgezet in andere nutriƫnten. Het dierenleven wat niet met de stroming mee was gegaan ging dood of zocht beschutting in de modder, vegetatie of organisch materiaal.
Naarmate de herfst en winter naderde was er ook weer meer toevoer van water maar de dieren werden ook minder actief. Planten stierven langzaam af boven de bodem en vissen zochten steeds meer de diepte op om een meer constante temperatuur te hebben.
Toch blijft het leven in het ondiepe water. De micro en macrofauna zoals bijvoorbeeld bacteriƫn, kreeften en mossels blijven bezig met het onttrekken en omzetten van nutriƫnten.